Recent waarschuwden een 70-tal academici en collega’s uit het werkveld in een open brief voor het pseudowetenschappelijke programma Bodymap dat de ontwikkeling van jonge kinderen wil stimuleren via de motoriek. Het Antwerps bedrijfje achter het gelijknamige programma had zijn wetenschappelijke referenties met ChatGPT gegenereerd.

Bodymap baseert zich op de reflex-hiërarchische visie op de motorische ontwikkeling die zij voorstelt aan de hand van een zogeheten ontwikkelingslab, een rek met allerlei flesjes. Op de hoogste plank staat een flesje waarin vaardigheden als lezen, rekenen en schrijven zitten. Als daar iets mis is, moet je naar de flesjes op de lagere planken kijken. Deze moeten eerst allemaal gevuld zijn. Onderaan staan de flesjes die te maken hebben met de eerste bewegingen, gesymboliseerd door bijvoorbeeld een kikker of slang. Met een test checkt de Bodymap coach deze primitieve bewegingen en als daar nog hiaten zijn, moeten eerst deze bewegingen ingeoefend worden.

Bodymap is niet alleen onwetenschappelijk, het is ook duur. De online vorming tot Bodymap beweegcoach voor scholen kost 1490 euro voor 16 u lestijd en verleent je een licentie voor 1 jaar, waarna er nieuwe kosten zijn. Toch kent Bodymap veel succes. Naast aantrekkelijk materiaal en een goed klinkend reflexenverhaal verklaart ook een reëel probleem dat succes. Ouders en leerkrachten zitten vaak met de handen in de haren als een kind het om onduidelijke redenen moeilijk heeft op school, cognitief, gedragsmatig, sociaal-emotioneel en/of motorisch vlak.

Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen zoals specifieke leerstoornissen (dyslexie, dyscalculie), autismespectrumstoornis (ASS), Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) en Developmental Coordination Disorder (DCD, een stoornis in de ontwikkeling van de coördinatie) komen vaak in combinatie voor. De term neurobiologische ontwikkelingsstoornissen verraadt de neurologische oorzaak ervoor. Het gelijk voorkomen van cognitieve en motorische problemen duidt erop dat ze een gemeenschappelijke oorzaak hebben, niet dat er zich een onderliggend reflexenprobleem stelt. Kinderen laten oefenen op primitieve bewegingen of op de coördinatie van bewegingen lost geen leer- of gedragsproblemen op. Kinderen verdoen er hun tijd mee, de stress in het gezin neemt verder toe en ze blijven verstoken van een begeleiding of therapie die wel effectief is.

Maar het  kind mag niet met het badwater weggegooid worden. Meer bewegen op school is belangrijk en niet alleen omdat de motorische vaardigheid en fysieke fitheid van kinderen achteruitgaan en obesitas toeneemt. Al bewegend leer je de wereld kennen. De term ‘embodied cognition’ wordt hiervoor gebruikt. Er is geen betere manier om ruimtelijk te leren plannen, tactisch te leren denken en je sociaal en emotioneel te ontwikkelen. Vanuit het Vlaams Instituut Gezond Leven wordt aangeraden dat jonge kinderen tot 6 jaar minstens 3 uur per dag bewegen, waarvan 60 minuten aan matig tot hoge intensiteit. Bij oudere kinderen (6 – 17 jaar) is de aanbeveling om het grootste deel van de dag licht fysiek actief te zijn, met daarbij 60 minuten matig tot hoog fysiek actief, verspreid over heel de week. Daarnaast is een gezonde mix van bewegen en zitten in beide leeftijdsgroepen heel belangrijk, waarbij langdurige periodes van zitten (o.a. tijdens schermtijd) afgeraden worden.

Daarom zou elke (toekomstige) leerkracht basisinzichten moeten hebben in de manier waarop de motorische ontwikkeling verloopt en gestimuleerd kan worden. Achterhaalde theorieën, zoals ook die van Mesker (1969) die stelt dat de ontwikkeling van een handvoorkeur noodzakelijk is voor de taalontwikkeling, moeten eruit, al was het maar omdat hij voeding geeft voor verschillende (schrijf)theorieën waarbij nodeloos symmetrische armbewegingen ingeoefend worden. Waar nodig, moet die vervangen worden door een ‘ecologische dynamische systeemvisie’. Daarbij staat centraal dat de motorische ontwikkeling het resultaat is van de interactie tussen de individuele mogelijkheden, de omgeving en de taken die het kind heeft aangeboden gekregen. Binnen het individu dien je rekening te houden met de motorisch uitvoerende, sensorische en cognitieve functies.

Deze visie op motorische ontwikkeling is heel bruikbaar om hefbomen te zoeken als het niet goed lukt: hoe kan ik de taak aanpassen (differentiëren), de omgeving aanpassen of bepaalde functies verbeteren om een kind toe te laten progressief een vaardigheid te verwerven? ‘Animal Fun’ is een voorbeeld van een bewegingsprogramma voor kleuters gebaseerd op deze theorie. Het gaat om heel eenvoudige bewegingen waarbij het kind heel speels dieren imiteert. Het is handig en goedkoop. Mits de juiste vorming zijn leerkrachten creatief genoeg om gericht aan de fijn en grof motorische ontwikkeling van kleuters, lagereschoolkinderen en jongeren te werken. Daar is geen duur Bodymap programma voor nodig.

Hilde Van Waelvelde is kinesitherapeut en Prof. em., vakgroep  Revalidatiewetenschappen, Universiteit Gent, met in het bijzonder expertise bij kinderen met motorische ontwikkelingsproblemen.

Ellen De Decker is doctor in de Lichamelijke Opvoeding en specialiseerde zich in beweging en sedentair gedrag bij kleuters. Ze werkt als docente Motorische Ontwikkeling en praktijkbegeleider in de bacheloropleiding Kleuteronderwijs van Odisee Aalst.