Tijdens een klasuitstap naar Breendonk scanderen enkele jongeren antisemitische slogans. “Dat is maar voor de grap”, zeggen ze als de leerkracht hen hierop aanspreekt. Elders voelen meisjes zich geïntimideerd omdat ook non-binaire leerlingen ‘hun’ toilet gebruiken. En een gesprek over de hoofddoek mondt al snel uit in een debat waar voor- en tegenstemmen zich verschansen achter scherpe argumenten en de overtuiging van het eigen gelijk.
Onze scholen zijn kruispunten van opinies en wereldbeelden. Gevoelige en controversiële thema’s, thema’s zoals identiteit, seksualiteit of vraagstukken op de snijlijn van wetenschap en geloof duiken op tijdens de lessen, ook op onverwachte momenten. Natuurlijk zijn verschillende opvattingen over onze samenleving verrijkend. Stilstaan bij de verschillende opinies laat toe onze bril waardoor we naar de wereld kijken, kritisch te bevragen en te verruimen. Maar als uitspraken van leerlingen botsen in de klas én zeker als ze het waardenkader van de leerkracht uitdagen, wordt het moeilijker. Toch bieden deze controversiële thema’s en bijhorende spanningen ook kansen. Ze laten toe in te zetten op de burgerschapscompetentie en democratische vaardigheden van jongeren: het vermogen andermans perspectief in te nemen en tolerant te leren zijn tegenover andere standpunten.
Een goede leraar gaat geen gesprek uit de weg.
Het aantal potentiële conflictthema’s neemt toe en voor leerkrachten is het verleidelijk ze uit de weg te gaan. Ze doen dit doorgaans om spanningen met leerlingen, ouders, zelfs collega’s te vermijden. Tegelijk beseffen ze dat de conflictstof aan de speelplaats en de straat overlaten onverantwoordelijk is en een gemiste leerkans. Maar een open dialoog voeren over diverse wereldbeelden en opvattingen, het klinkt eenvoudiger dan het is. Een leerkracht moet alvast voor even zijn centrale rol van kennisautoriteit kunnen ombuigen naar een onderzoekende houding waarin hij geen oordelen velt maar verdiepende vragen stelt. En dat lijkt in de praktijk niet zo eenvoudig te zijn.
Leerlingen zijn alvast pro. In de bevraging ‘Other Talk’ van Stampmedia lezen we bijvoorbeeld dat jongeren het jammer vinden dat er zo weinig klasgesprekken over migratie gevoerd worden in de klas. ‘Meer les over dat thema helpt om gratuite uitspraken te voorkomen’, geeft een zeventienjarige leerling aan. ‘Nu ik erover nadenk, zou ik het wel leuk vinden om met mijn klasgenoten over migratie te praten. Dan hoor ik ook eens een andere mening dan die van mijn ouders. Op die manier zou ik meer inzicht krijgen in wat andere mensen denken, en ik zou mijn eigen mening beter kunnen maken’, stelt een jongen van dertien.
Een open dialoog over deze thema’s wordt echter vaak vermeden omdat leerkrachten zich te weinig opgeleid of handelingsverlegen voelen waardoor ze zich terughoudend opstellen en de uitdaging doorschuiven naar de leerkracht levensbeschouwing of maatschappelijke vorming. ‘Als het over kolonisatie gaat, merk ik dat de aandacht in de klas verscherpt en dat de leerlingen met vragen zitten. Ik wil graag een klasgesprek hierover organiseren maar weet niet hoe ik eraan moet beginnen. Het onderwerp komt zo vaak op een beladen manier in de media.’, getuigt een leerkracht geschiedenis uit Brussel.
Hoe ziet een open klasgesprek eruit?
Een aanpak gestoeld op het filosofische gesprek kan helpen om deze gespreksvaardigheden onder de knie te krijgen. Vragen zoals ‘Wat bedoel je met…?’, ‘Kan je uitleggen waarom je dat denkt?’, in plaats van oordelen te vellen, geven leerlingen de kans om de ander echt te leren begrijpen. Deze vraagtechniek verschaft leerkrachten ook de nodige emotionele neutraliteit om diepgang in de dialoog te brengen en laat hen toe de aandacht te verschuiven van het persoonlijke niveau naar het algemene. Via deze dialoogmethode worden leerlingen uitgenodigd om samen een antwoord te zoeken op samenlevingsvragen zoals ‘Wat betekent het om mens te zijn?’, ‘Wanneer doe ik iets goed?’ of ‘Waar komt onrecht vandaan?’ De essentie bestaat erin dat wat ertoe doet besproken wordt door de groep op een beschouwende manier. Dit betekent dat de leerkracht zelf geen standpunten inneemt, maar vragen stelt die de groep uitdagen om de kwestie te ontleden en te begrijpen. De focus ligt niet op het formuleren van morele oordelen, maar op het verwerven van een ruimer inzicht door elkaars standpunten te onderzoeken. In een open klasdialoog over het dragen van de hoofddoek kan een leerkracht bijvoorbeeld onderzoeken wat voor- en tegenstanders verbindt. Al snel duikt dan doorgaans een gedeelde visie op in het gesprek, zowel voor- als tegenstanders van de hoofddoek motiveren hun standpunt vanuit het respect voor de vrouw. De centrale vraag tijdens het klasgesprek kan dan bijvoorbeeld gaan over wat respect precies betekent en of respect voor iedereen hetzelfde is. Op die manier verschuift de focus op eenduidige antwoorden naar het inzichtelijk niveau en komt er nuance in het debat, wat de wij-zij posities helpt ontmijnen.
Een open dialoog, die start vanuit wederzijds begrip, blijkt een krachtig wapen om negatieve beeldvorming te voorkomen en spanningen tegen te gaan. Het gedeelde onderzoek zorgt voor verbinding en het voeren van een open klasgesprek over maatschappelijke thema’s vraagt uitdrukkelijk dat jongeren verschillende perspectieven innemen. Tegelijkertijd zorgt participatie aan een open gesprek ervoor dat iedereen een stem krijgt en zich gehoord kan voelen, wat de ‘sense of belonging’ van jongeren vergroot en de identificatie met de schoolcultuur en de maatschappij kan stimuleren. Deze ‘sense of belonging’ is ook een belangrijke factor om tot een tolerante houding te komen en democratische vaardigheden aan te leren.
Elke lerarenopleiding een opleiding filosofie
De klas weerspiegelt de diversiteit in de samenleving en leerkrachten in opleiding zullen in de toekomst voornamelijk lesgeven aan superdiverse klassen waar verschillende opinies elkaar ontmoeten. Het is onze taak als lerarenopleider om leerkrachten te voorzien van een gedegen bagage om een constructieve dialoog te leren faciliteren met leerlingen over samenlevingsthema’s die hen bezighouden.
Ten eerste. Het is aan ons, lerarenopleiders, om concrete handvaten rond het voeren van open klasdialogen op een duurzame manier te implementeren in het curriculum van de opleiding. Leerkrachten in opleiding kunnen deze gespreksvaardigheden bijvoorbeeld verwerven via een verankerde leerlijn tijdens de opleiding waarin stapsgewijs wordt aangeleerd om open klasgesprekken over samenlevingsthema’s te faciliteren. Uit verschillende onderzoeksprojecten blijkt dat het aanleren van dialogische vaardigheden tijd vraagt.
Ten tweede. We moeten leraren in spe overtuigen dat de dialoog aangaan tot hun taak behoort. Om de handelingsverlegenheid te overwinnen is het verwerven van gespreksvaardigheden alleen niet voldoende. Er is ook tijd nodig om de leerkrachten in opleiding stil te laten staan bij hun rol in een superdiverse klascontext en bij hun eigen referentiekaders. Het inbedden van een gedegen training van dialogische vaardigheden kunnen we nooit in het ijle.
Tenslotte. Als we aspirant-leerkrachten willen voorbereiden op het voeren van open dialogen, moeten we deze houding dan niet zelf belichamen? Durven we zelf de dialoog aan over controversiële thema’s? Kunnen we van onze lerarenopleidingen dialooglabo’s maken waarin wij zelf uit onze comfortzone treden? Het lijken ons relevante vragen en ambities om samen aan te werken.
Eef Cornelissen & Jelle De Schrijver
Eef Cornelissen (filosoof) is expert in filosoferen met kinderen en jongeren en is als onderzoeker verbonden aan onderzoekskern ExploRatio Odisee
Jelle De Schrijver (filosoof en bioloog) is vakdidacticus wijsbegeerte en geschiedenis aan Universiteit Antwerpen en coördinator van onderzoekskern ExploRatio aan Odisee.