Een aantal jaren geleden woedde er in heel wat scholen en in de publieke opinie een debat over de wenselijkheid van het vermelden van klasgemiddelden op schoolrapporten. De voorstanders voerden onder meer aan dat zowel ouders als leerlingen er baat bij hebben. Leerlingen kunnen er zich door positioneren ten opzichte van hun klasgenoten, wat hen ook uitdaagt om beter te presteren. Tegenstanders betwistten dat. Ze benadrukten dat kinderen vooral met zichzelf vergeleken hoorden te worden en vonden dat daarmee de leerlingen al meer dan genoeg druk opgelegd werd. Tijdens de feestdagen kreeg ik de gelegenheid om op rapporten van drie verschillende scholen te kijken of ze gemiddelden vermeldden. Uiteraard vond ik een antwoord, maar ik stelde me vooral een nieuwe vraag: hebben we over de rapporten wel het juiste debat gevoerd?

Mijn enige neef en nicht die nog in het secundair onderwijs zitten, kunnen hun schoolresultaten vergelijken met die van de klasgenoten; mijn vrouw die aan de muziekschool begonnen is, kan dat niet. De drie scholen hebben, naar verluidt, op dat punt niets veranderd aan de manier waarop ze over de schoolresultaten rapporteren. Of dat representatief is voor Vlaanderen, weet ik niet. Een veel pertinentere vraag die ik me stel na de analyse van de drie rapporten, inclusief de maandrapporten van de twee zestienjarigen, is of de kwaliteit van de commentaren illustratief is voor Vlaanderen. Die was namelijk bedroevend. Ik giet de pijnpunten meteen in voorstellen voor eenvoudige verbeteringen.

1 Liever geen dan nietszeggende commentaar

Leerlingen en ouders hebben geen behoefte aan algemene opmerkingen over de klas op een individueel rapport. Als leraar kan je denken dat de klas hard gewerkt heeft en een fijne vakantie verdient, maar je hoeft het niet zo te schrijven. Het komt onpersoonlijk over. Ogenschijnlijk zinvol, maar in de grond even weinigzeggend is commentaar die niets meer doet dan de score in woorden vertalen. ‘Prima’ naast 9/10, is in 90% van de leerlingen een woord te veel, in de 10 andere procent is het te weinig. Maar zelfs volzinnen waaruit bewondering spreekt voor de behaalde score, zijn vaak in hetzelfde bedje ziek. Zou het niet beter zijn om de commentaarlijnen per vak af te schaffen? De uitgespaarde tijd zouden leraren beter steken in inkijkmomenten met foutenanalyses en hier en daar een kort coachend gesprek.

Onderaan in de besluiten was het niveau van de commentaar in wezen niet veel beter. Wie goede punten behaalt, krijgt net als vroeger terecht of onterecht lof voor het geleverde werk; wie slecht scoort, zal wellicht ook even terecht of onterecht nog lezen dat hij harder moet werken.

2 Hou op met roepen

Het is misschien een detail, maar ik erger me aan alle uitroeptekens op de rapporten. Drie uitroeptekens na evenveel zinnen, het kan. Zelfs lange zinnen waarbij je in het begin nooit een aansporing tot roepen vermoedt, kunnen er een krijgen. Sommige van mijn familieleden lezen er vooral enthousiasme in en storen zich er niet aan. Maar de ergste commentaren heb ik niet gezien. Er zijn blijkbaar leraren die uitroeptekens combineren met hoofdletters!!! 😊

3 Stel je op als partner van ouders/verzorgers

Een rapport dient in de eerste plaats om leerlingen en ouders te informeren. De cijfers vervullen die nood in grote mate. Een extra woordje uitleg kan zinvol zijn. Een leraar kan iets aangeven over onzichtbare deelscores als bijvoorbeeld de voortgang op vlak van begrijpend lezen onverhoopt groot is of meetkunde opvolging vraagt. Die laatste toevoeging vult meteen ook de tweede functie van een rapport in, namelijk de leerling vooruithelpen. Adviseren op een rapport is delicaat, maar de juiste woorden kunnen maken dat leerling en ouders er een uitgestoken hand in lezen, een opstap voor een gesprek. Een beschouwende commentaar onderaan het rapport blijft wat mij betreft een meerwaarde als die blijk geeft van affiniteit met de leerling. Zo las ik een persoonlijke boodschap van een klasleraar die stilstond bij het verdriet van de leerling na het overlijden van een goede vriend die zelf geen leerling van de school was. Gemeende waardering voor bv. sociaal gedrag van de leerling in de klas of op de speelplaats passen in dit kader. Ook die woorden zijn best specifiek en persoonlijk.

Op een rapport kan je niet alles kwijt. Een analyse van de toetsen zou elke leraar in de klas met de leerlingen moeten doen. Een gesprek tussen leraren, ouders en leerlingen is even wenselijk. Wellicht dringt zich ook daarover een reflectie op. Zeggen we meer dan wat uit de cijfers af te leiden valt? Vertellen we iets waardoor we het beeld van ouders van hun kinderen kunnen verruimen? En omgekeerd, luisteren wij naar hen als partners van ouders/verzorgers?  Gelukkig is roepen op oudercontacten nooit echt populair geworden. Het moet zijn dat we daar als lerarenopleiders weinig nadruk hebben op gelegd!

Johan De Wilde

Co-voorzitter Velov, lerarenopleider bij Odisee