Weken terug sloten mijn vrouw en ik onze vakantie af met een veertien uur durende nachtelijke treinrit in een coupé voor zes. Een Frans-Chinees koppel en hun twee jonge kinderen hadden net als wij te lang gewacht om nog een bed te kunnen reserveren. Bovendien zorgde een technische storing er voor dat ons rijtuig van verluchting en verkoeling verstoken bleef. Toch prijs ik me gelukkig, want deze samenloop van omstandigheden maakte van mij een geprivilegieerde observant van een knap staaltje opvoeden, dat ook relevant is voor leraren.

Licht toe wat je doet en vraagt

Gedraai aan knoppen en vragen aan het cabinepersoneel maakten snel duidelijk dat zagen en klagen ons niet van de hitte zouden verlossen. Aan ons om er het beste van te maken. En dat deden de ouders met brio. Ze lazen voor, gaven hun kinderen te eten en te drinken en praatten over wat ons bezighield in de trein en ver daarbuiten. Maar dit ouderpaar deed meer dan het ongemak uit de focus houden. Ze legden de kinderen uit waar ze aan toe waren. Papa demonstreerde hoe ze later op de avond de zitbanken in bonkige bedden zouden omtoveren en mama hoe het toilet en het kraantje werkten zodat ze zich een beetje konden verfrissen. Moeilijkere boodschappen ging het koppel niet uit de weg. Wanneer ’s morgens de peuter nog naar een filmpje wou kijken, kondigde zijn vader vooraf aan dat het bij eentje zou blijven. De tijd zou te kort zijn voor een tweede, want ze zouden bij aankomst in het station als eerste willen afstappen om toch nog de voorziene aansluiting te halen. Toen zoonlief daar wat later anders over dacht en begon te huilen, hield moeder mee voet bij stuk en herhaalde ze in alle rust waarom hij zijn pleziertje niet kon krijgen. Daarna stopte het kind zijn laatste spulletjes in zijn rugzak en nam hij glimlachend mee afscheid van de Belgen waar hij in zijn woelige slaap al eens een arm of been op had laten landen.

De anekdote illustreert een centrale boodschap van het boek Mogen we nog wel straffen? van mijn collega Philippe Noens. Opvoeden is in de eerste plaats voorleven. Of we dat nu willen of niet, we tonen als opvoeders wat voor ons belangrijk is in wat we doen en niet doen. Toch schiet “geen woorden maar daden” tekort als devies. Daden zijn belangrijk, maar we begeleiden ze best met wat duiding. Leg uit wat je doet en waarom je van kinderen iets verwacht of niet toelaat. Zelf veel verplaatsingen te voet of met de fiets maken en niet in de wagen stappen om twee straten verder een brood te kopen, is beter dan beweren dat je milieubewust leeft terwijl je net een bovengemiddelde ecologische voetafdruk hebt. Maar het blijft half werk. Maak je kinderen deel van je duurzame levensstijl, leg uit waarom jullie zich vooral per fiets verplaatsen en de trein meer is dan een beetje reizen. Ook je worstelingen met je principes mag je toelichten. Erken het als je wilskracht niet oneindig is en het moet afleggen tegen je nood aan comfort.

De leraar als opvoeder

Leraars zijn geen ouders van leerlingen, maar voeden hen mee op. De Vlaamse overheid bundelt een aantal leraarscompetenties onder een afzonderlijk “functioneel geheel”: de leraar als opvoeder. De overheid verwacht, zo te lezen, in de eerste plaats dat de leraar een positief klasklimaat kan creëren, goed voor leerlingen zorgt en de wereld van buiten de klas pedagogisch vertaalt. Dat laatste element is een competentie die aanleunt bij een ander functioneel geheel, namelijk dat van de leraar als cultuurparticipant. Andere in de lijst sluiten op hun beurt nog aan bij de rollen van begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen en communicator.

FG2: de leraar als opvoeder

2.1 De leraar kan een positief klimaat creëren voor de lerende(n) in de groep en in de onderwijsinstelling.
2.2 De leraar kan de emancipatie van de lerende(n) bevorderen door hen te stimuleren tot mondigheid, zelfstandigheid, eigen initiatief, verantwoordelijkheid en participatie.
2.3 De leraar kan de lerende(n) ondersteunen bij hun individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie door aandacht te hebben voor hun attitudevorming, hun sociaal-emotionele vorming en hun waardeontwikkeling van de lerende(n).
2.4 De leraar kan actuele maatschappelijke gebeurtenissen en tendensen opvolgen en vertalen naar een pedagogische context.
2.5 De leraar kan adequaat omgaan met lerende(n) met specifieke onderwijs- en opvoedingsbehoeften.
2.6 De leraar heeft aandacht voor de fysieke en geestelijke gezondheid van de lerende(n).
2.7 De leraar kan communiceren met lerende(n) met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties.

De leraar als opvoeder komt er wat bekaaid van af en wat er staat, laat veel aan de verbeelding over. Je moet je best doen om in dit lijstje het voorleven en duiden te lezen, wat me zo aansprak in de aanpak van het Chinees-Franse koppel en de visie van Noens. Toch hoop ik dat leraren het in de praktijk brengen.

Dansen op een slappe koord

Voorleven en duiden is uitdagend. Dat je niet altijd consequent bent, is misschien nog je kleinste zorg. Moeilijker is dat je waarden en een wereld- en mensvisie probeert voor te leven waarmee sommige kinderen niet vertrouwd zullen zijn en waarvoor hun ouders nog minder staan te springen. Dat is een hele verantwoordelijkheid. Mag je dat als leraar überhaupt doen? Zo ja, welke idealen of waarden mag je voorleven en hoe radicaal mag je daarin zijn? Respect voor iedereen in de groep voorleven is iets anders dan daadwerkelijke solidariteit met sans-papiers, of hoe ver drijven jullie op school jullie spaarzaamheid op water en energie?

Naast wat je voorleeft, zijn er vragen over de duiding ervan. Hoe overtuigend kan en mag je zijn? Hoe verhouden emanciperen en beïnvloeden zich tot elkaar en wanneer gaat dat laatste over in indoctrineren van de kinderen die zich tot autonome burgers zouden moeten ontwikkelen?

Congruent opvoeden

Van lerarenopleiders wordt verwacht dat ze congruent opleiden: dat ze model staan voor de onderwijskundige principes die ze belijden, hun aanpak expliciteren en die legitimeren. In het treinvoorbeeld en mijn bruggetje naar het boek van Noens bleef ik nog hangen op de eerste twee elementen. Het legitimeren, het aangeven op grond waarvan je doet wat je doet, waar je de mosterd haalt voor je opvoedkundige beslissingen, ontbrak nog. Voor lerarenopleiders betekent dat laatste dat ze hun bronnen vermelden of aangeven welke ervaringen hen overtuigen van hun aanpak. Ook voor de leraar als opvoeder lijkt me dat een noodzakelijke toevoeging.

Niemand verwacht dat ouders hun principiële keuze voor een treinvakantie aan hun driejarige rechtvaardigen met een referentie aan wetenschappelijke artikelen of het laatste IPCC-rapport. En toch, als hun dochtertje van zeven zou vragen waarom zij niet zoals elk ‘normaal’ gezin met de auto of het vliegtuig op reis gaan, vind ik dat ze wel in kindertaal kunnen uitleggen wat het Intergovernmental Panel on Climate Change is en wat die wetenschappers zeggen.

Goede opvoeders denken net zomin als goede leraren over al hun beslissingen na. Met goede gewoonten raken ze al ver. Net dat kweken ze, als ze congruent opvoeden. Zichzelf spontaan legitimeren en dat doen wanneer kinderen thuis of in de klas ernaar vragen hoort erbij. Neem een klas zeventienjarigen die een laatstejaarsreis wil plannen met het vliegtuig. Als je mix van ecologische en andere argumenten gecounterd wordt met de vraag of een vliegtuigreis dan nooit gerechtvaardigd is, moet je daar een antwoord op geven. Een atleet die mocht deelnemen aan de Olympische Spelen in Tokyo of een expat die een ouder komt begraven, krijgen van mij een uitzondering.

Overtuigen vanuit het ongerijmde

Niet iedereen zal jouw of mijn principes delen. Onenigheid draait vaak om de vraag hoe radicaal we in onze visie zijn, hoe ver we in onze promotie ervan gaan en welke middelen we inzetten. Het IPCC staat radicalere beslissingen voor dan CEO’s in Davoz of de EU-regeringsleiders op hun volgende top, waardoor wat je als ouder of leraar voorstaat als heel radicaal tot bijzonder gematigd kan geïnterpreteerd worden en dus ook wel of niet gelegitimeerd beschouwd kan worden.

Je hypothetische collega die andere volkeren minderwaardig vindt en er op school congruent naar opvoedt, kan op de drie punten tot de orde geroepen worden: op wat hij doet, op hoe hij zijn visie expliciteert en op hoe hij ze legitimeert. De kans dat je kinderen het opmerken en erop reageren is het grootst als de principes waarmee jij en andere collega congruent opvoeden er haaks op staan.

Noens, Philippe (2022) Mogen we nog wel straffen? Owl Press Gent.

https://data-onderwijs.vlaanderen.be/edulex/document.aspx?docid=15404

Foto Pixabay LuidmilaKot

Johan De Wilde #Odisee