De beleidsnota van Zuhal Demir, minister van Onderwijs en Vorming, was bijna onopgemerkt gepasseerd, ware het niet dat de nota een eerder akkoord over het niet verspreiden van schoolresultaten op de Vlaamse toetsen dreigde op te blazen. Toch staan er nog punten in waarover je een boom kan opzetten. Lerarenopleidingen vragen om naast aan Nederlands en wiskunde ook extra te focussen op klasmanagement is er zo een.
Mijn logica is de volgende. Er zijn grosso modo drie voorwaarden waaraan voldaan moet worden om meer aandacht te besteden aan de ontwikkeling van een lerarencompetentie in de lerarenopleiding.
- De competentie moet belangrijk zijn voor een goede beroepsuitoefening.
- Veel pas afgestudeerden moeten op dat specifieke vlak nog heel wat te leren hebben.
- Er meer aandacht aan besteden in de lerarenopleiding kan het probleem oplossen.
Ik ga snel over de eerste twee voorwaarden. Klasmanagement voldoet eraan en er is wellicht niemand die het betwist. We plaatsen hooguit kanttekeningen bij de stelling dat alle starters op alle onderwijsniveaus met klasmanagementissues zouden kampen.
Het is dus de derde voorwaarde waaraan de aangekondigde maatregel niet voldoet. Starters worden geen betere klasmanagers doordat de lerarenopleiding er meer aandacht aan zou besteden. Anders gezegd, het is dus niet omdat je een kwaal hebt en omdat die pijnlijk is, dat elke welluidende remedie de kwaal ook zal wegnemen.
Het zit zo. Een klas doelgericht aansturen kan je slechts ten dele in een opleiding leren. Studenten die een lerarenopleiding volgen krijgen een passend theoretisch kader mee en op stage krijgen ze feedback op hun klasmanagement. Meer nog, neem van me aan dat wie zijn diploma behaalt, bewezen heeft dat zijn klasmanagement minstens voldoet… in de stagecontext. De meerwaarde van extra kaders, extra staving, meer concrete uitwerking in termen van gedragsalternatieven of extra feedback op stage zal noch de stagepraktijk noch de latere beroepspraktijk noemenswaardig verbeteren, hoeveel tijd we er als lerarenopleidingen ook insteken.
Alles is context
Hoe is het mogelijk dat stagiairs die zich redelijke klasmanagers tonen, als startende leraar plots minder goed blijken te functioneren op het gebied van klasmanagement? De eerste reden is dat stagiairs klassen overnemen van hun mentor. Als alles goed zit, heeft die al een kader van regels en afspraken geïnstalleerd en zijn de leerlingen erin gesocialiseerd. De tweede reden sluit daarbij aan. De stagiair neemt de klas en het kader over in aanwezigheid van de mentor. Een nieuwe eigen klas managen vanaf 1 september is iets totaal anders dan een stageklas overnemen van een mentor die achteraan in de klas postvat, alle leerlingen door en door kent en hen bewust of onbewust in de gaten houdt.
De conclusie is niet dat we er dan maar moeten mee leven dat starters beroerde klasmanagers zijn, wel dat we een andere remedie nodig hebben op een ander moment. Het is logischer en efficiënter om de klasmanagementcompetenties van starters te vervolmaken in de aanvangsbegeleiding, wanneer leraren voor het eerst en voor lange tijd de volle verantwoordelijkheid voor een klas dragen en niet alleen bestaande regels handhaven maar er ook eigen nieuwe introduceren.
Om diezelfde reden hoeven lerarenopleidingen niet meer energie te steken dan nu het geval is in het vaardig maken van hun studenten in het samenwerken met ouders en externen. Ook daarvoor horen ze kaders mee te krijgen, maar het echt in de vingers hebben, leren ze pas wanneer ze als leraar ouders aanspreken en niet langer als stagiair.
Welke mentor zit trouwens te wachten op een stagiair die de klasregels helemaal omgooit en hem buiten jaagt? Welke ouder wil met de stagiair een zorgkwestie bespreken en niet met de klasleraar?
Wij zijn goed bezig
Misschien klink ik wel als de zelfgenoegzame lerarenopleider die voor alles zijn paraplu opsteekt. We kunnen wel degelijk ook voor onze eigen deur vegen. Alle studenten in de lerarenopleiding hebben er baat bij om op zijn minst een keer als participerende observator een eerste schooldag mee te maken. Mijn studenten gaven jaren terug aan dat ze dat het meest gemist hadden in hun opleiding, waarop we de facto aan het academiejaar sleutelden voor onze afstudeerders. We overtuigden onze stagescholen om mee all the way te gaan, inclusief onze studenten uit te nodigen op hun eerste personeelsvergadering eind augustus en hen in de mate van het mogelijke ook een paar slechtnieuwsgesprekken met ouders te laten volgen, zonder dat ze die hoefden te leiden.
Idealiter kunnen we als lerarenopleiders zelfs een rol spelen in de versterking van de klasmanagementcompetenties van de starters door bijvoorbeeld samen met hen en hun aanvangsbegeleiders videomateriaal te analyseren en van daaruit feedback te geven en reflectie te stimuleren. Voor de aanvangsbegeleiders kan zo een derde partij welgekomen zijn, iemand die bijvoorbeeld aangeeft dat wat voor de een werkt niet noodzakelijk ook voor de ander werkt. Wat ik zelf doe met mijn studenten, is ook voor een stuk een veruitwendiging van hoe ik over onderwijs en mijn rol denk en van hoe mijn studenten naar een grijze man kijken. Geen dun haar op mijn hoofd dat eraan denkt mijn aanpak en stijl als norm aan anderen op te leggen.
EHBO-pakket
De aankondiging dat er een Eerste Hulp Bij Onderwijs-pakket met praktische richtlijnen rond klasmanagement zal ontwikkeld worden voor zij-instromers is een stuk logischer. Wie nog geen kader heeft en geen idee heeft van hoe hij een klas moet aanpakken, zal er iets aan hebben. Maar die basis hebben de studenten in de lerarenopleiding al.
Merk op dat mijn drie-voorwaarden-logica om een competentie meer te benadrukken abstractie maakt van wie de beslissing neemt, een minister of een opleidingshoofd. Het verschil is wellicht dat die laatste beter beseft dat meer energie in iets steken ten koste gaat van iets anders en van de eigen autonomie van de opleiding.
Misschien moeten we daar nog het zwaarst aan tillen.
Johan De Wilde
co-voorzitter Velov en lerarenopleider bij Odisee
Noot: het beeld bovenaan is gemaakt met behulp van AI.