
Wat doet aanhoudend slecht nieuws over onderwijs met leerkrachten? Raken ze gedemotiveerd? Minder tevreden met hun job? Op die vragen zocht educatievemasterstudente Sarah Moens (Universiteit Antwerpen) voor haar masterproef een antwoord. 291 Vlaamse leerkrachten secundair onderwijs namen aan haar onderzoek deel. Ze legde hen een algemene vragenlijst over dit onderwerp voor en vroeg hen ook naar hun gevoel bij enkele sprekende krantenkoppen. Zulk onderzoek was nog niet eerder uitgevoerd in Vlaanderen. De resultaten: bijna 74% van de leerkrachten percipieert de berichtgeving over onderwijs als negatief, ruim 23% als neutraal en iets meer dan 5% als positief. Dat klinkt als rood alarm, zeker nu het lerarentekort ons zoveel parten speelt. De ondervraagde leerkrachten voelen zich echter niet minder gemotiveerd en ze zijn nog altijd tevreden over hun job. Het gros laat zich dus niet negatief beïnvloeden door slecht onderwijsnieuws. Of dat evenzeer geldt voor leerkrachten in kleuter- en lager onderwijs, daarover doet het onderzoek geen uitspraken. Ook weten we niet of wie leerkracht wil worden, onze studenten dus, er op dezelfde manier over denken. Laten we maar hopen dat ze op een gelijkaardige, relativerende of – nog beter – verstandige manier met negatieve berichtgeving over hun toekomstige job en werkplek omgaan.
Toch is er reden tot ongerustheid. Negatieve berichtgeving in de media draagt bij tot een lage maatschappelijke waardering van het lerarenberoep. Meer nog, het houdt de negatieve perceptie van onderwijs in stand. Dat weten we uit eerdere studies. Leerkrachten mogen de negatieve berichtgeving dan wel relativeren en vooral hun goede werk blijven doen, de samenleving laat zich wel beïnvloeden.
Is het glas 4/5 vol of op 1/5 na leeg?
Dat brengt mij bij de titel van deze blog. De beeldvorming over onderwijs in de mainstream media is de jongste jaren negatiever geworden. Op het eerste gezicht zijn daar twee redenen voor: de eerste is dat er sinds enkele jaren meer slecht nieuws is over het Vlaamse onderwijs, de tweede is dat media nu eenmaal vaker slecht dan goed nieuws brengen, en niet alleen over onderwijs. Over dat laatste wil ik deze anekdote kwijt: in de periode dat ik bij Klasse werkte (1995-2010), wilden we de resultaten van nieuw onderzoek publiceren over o.a. het welbevinden van jongeren in secundaire scholen. Daaruit bleek onder meer dat vier op de vijf jongeren zich daar goed voelde. Dat positieve gegeven goten we vlak voor de editie verscheen in een persbericht (toen kon of mocht Klasse dat nog). Het bericht haalde nauwelijks de kranten, wat we niet gewend waren. De week nadien verstuurden we daarom een tweede persbericht over hetzelfde onderzoek met als titel: “20 procent van de leerlingen secundair onderwijs voelt zich slecht op school.” Het kwam in alle media. Dit klinkt als een karikatuur maar ik verzin het niet. Slecht nieuws ligt beter in de markt, nog altijd.
Maar er is meer aan de hand. In de periode waarover ik spreek bezorgde Klasse maandelijks een eigentijds onderwijstijdschrift aan 192.000 leerkrachten en andere onderwijsprofessionals, aan 800.000 ouders, 210.000 leerlingen secundair onderwijs en zo’n 80.000 tieners in het lager onderwijs. De lerarenkaart en www.klasse.be vervolledigden het communicatieplatform. Klasse werd in die periode een schoolvoorbeeld van persoonlijke, directe, motiverende en vooral moderne en ontvangergerichte overheidscommunicatie. Niet enkel vernam de Vlaming steeds vaker nieuws over de vele straffe dingen die in scholen gebeuren, de mainstream media begonnen deze positieve berichten over te nemen of als model te gebruiken voor eigen reportages. Onderzoekers zagen hun studies vertaald naar het grote publiek en al wie professioneel met onderwijs bezig was, werd op een activerende manier geïnformeerd. Er was ook geregeld slecht nieuws te melden, maar dat werd geduid en er werden mogelijke oplossingen tegenover gesteld. Klasse had ook zijn tegenstanders. Die werden niet zomaar doodgezwegen of gediaboliseerd. Ze kwamen in Klasse zelfs aan het woord, ook met kritiek op het beleid.
Zwartepieten
Intussen is er veel veranderd. Klasse is door bezuinigingen en onderwijspolitieke ingrepen op diverse vlakken ingeperkt en weegt niet langer op de inhouden van mainstream media en evenmin op het onderwijsdebat. Vooral dat laatste is problematisch. De media worden al een jaar of tien gevoed door de minder goede Vlaamse scores in internationaal vergelijkende onderzoeken als PISA, PIRLS, TIMSS en in eindtermpeilingsproeven. Op basis van zulke studies de kwaliteit van heel ons onderwijs in twijfel trekken, zoals al te vaak is gebeurd, heb ik nooit correct gevonden. Helaas is het onderwijsdebat over het ‘waarom’ en het ‘wat nu’ van deze lagere scores hierover vrij snel gepolariseerd. De hardste roepers hebben een vast platform verworven voor wat ik een steeds eenzijdiger discours vind. Zo wordt vaak dezelfde experts om hun mening en/of duiding gevraagd (wat ook wel iets zegt over de kwaliteit van de huidige onderwijsjournalistiek, maar goed). Op enkele goede uitzonderingen na zoeken die de oorzaken – of moet ik zeggen schuldigen – bij al wat onder de noemer ‘vernieuwing sinds de jaren negentig’ valt. Opvallend is dat dit gegeven zelden wordt gespecificeerd of met wetenschappelijk onderzoek van eigen bodem geduid. Ongestraft wordt – soms zelfs zonder enige wetenschappelijke onderbouw – gehakt gemaakt van al wat nog maar van ver ruikt naar sociaal constructivisme, taakgericht vakonderwijs, meertalig onderwijs enzovoort. Bij uitbreiding moet ook de lerarenopleiding het ontgelden die daar zijn curriculum en de kwaliteit van zijn vorming mee verrijkt heeft. Ten slotte wordt al wie de mindere Vlaamse scores in PISA, PIRLS en TIMSS in een bredere context durft te duiden (ik druk me voorzichtig uit), weggezet als een blind varende vaardigheidsgoeroe of pretpedagoog.
Een grondig gevoerd, exploratief gesprek tussen alle betrokken partijen zou veel helpen en mits een goede persstrategie te hanteren, krijg je dat ook in de media. Iet of wat kwaliteitskrant had al lang de vraag kunnen opgooien of de vernieuwingen waarop nu zoveel kritiek is ooit wel volledig en voldoende kwaliteitsvol in de praktijk zijn gebracht. Zelf heb ik daar onder meer op basis van eigen onderzoek twijfels over. We hadden samen het kaf van het koren kunnen scheiden, terwijl nu het kind met het badwater dreigt te worden weggegooid. Maar wie gisteren expert was, is vandaag de pineut, zo lijkt het. En misschien worden we straks zelfs allemaal de pineut, want de onderwijsminister heeft ‘out of the blue’ Engelse curriculumdeskundigen op de Vlaamse minimumdoelen losgelaten, met als enige doel alles in te zetten op kennisverwerving (alsof er de voorbije jaren uitsluitend kennisarm is lesgegeven, een belediging voor veel leerkrachten toch). Daarmee krijgt de Vlaamse samenleving bovenop het verzuurde onderwijsdiscours nu ook de boodschap dat we nauwelijks zelf nog expertise in huis hebben. Van slecht nieuws gesproken. Gelukkig hebben Vlaamse leerkrachten blijkbaar minder het gevoel zich op een ‘zinkende tanker’ te bevinden, om terug te keren naar de resultaten van Sarahs masterproef. Het is vooral de nuance in het onderwijsdebat die aan het zinken is. Als ze al niet op de zeebodem ligt.
Auteur: Jan T’Sas, Universiteit Antwerpen
